Alles wat kan op het gebied van digitale innovatie, hoeft nog niet. Er is gekkigheid. De smartphone van pappa of mamma die een signaal geeft als de luier van baby nat is. Het bestaat. De app bij een mok die de ideale drinktemperatuur aangeeft. Want ja… de beste temperatuur voor thee verschilt per soort.
Joachimsthal komt droog binnen lopen – met een paraplu – omdat hij gebruik maakte van een weer-app waarin de regen werd voorspeld. Uiterst functioneel, want hij weet dat er een fotograaf komt. Hij zegt na verloop van tijd in het gesprek ineens: “Ik heb helemaal niet zoveel op met technologie.”
Dat is opmerkelijk om dit te horen uit de mond van de voorzitter van de adviesraad van de topsector Life Science & Health. Die in het dagelijks leven vice president healthcare is van een groot adviesbureau voor digitale innovatie, Mobiquity. De mede-ontwikkelaar van de eerste digitale pil. “Er is tevéél technologie, te veel technologie gedrevenheid”, zegt hij. Als voorbeeld noemt hij apps voor mensen met de chronische ziekte astma & COPD. Daar zijn er wereldwijd ca. 1.500 (vijf-tien-honderd) van. Ze worden door minder dan 1% van de patiënten gebruikt. “In die apps staat vrijwel altijd de behandeling centraal”, zegt Marcel. “Meestal zijn het met name digitale versies van de behandelrichtlijnen”. De apps voegen weinig toe aan wat de patiënt dagelijks aan ondersteuning nodig heeft. Waar het bij zorginnovatie om draait is dat je áltijd de burger, de patiënt moet betrekken.”
“De ziektelast door een ongezonde leefstijl terugdringen, is de ingewikkeldste missie”, zegt Marcel. “daar is nu nog geen goed verdienmodel voor.Gepersonaliseerde zorg kan eraan bijdragen dat meer zorg in de eigen leefomgeving zal plaatsvinden. Maar daarvoor moeten we scherp aan de wind varen. Als Nederland wil excelleren in gezondheid en zorg, dan is het omarmen van transformatie, het anders inrichten van de zorg, nodig.” Joachimsthal noemt data “de olie van de 21e eeuw”, maar is kritisch over de snelheid waarmee Artificiële Intelligentie en big data in ons land worden toegepast: “Als de overheid randvoorwaarden creëert door een betere data-infrastructuur, dan kunnen we door aan de juiste knoppen te draaien sneller vooruitgang realiseren. Maar als de interoperabliteit – systemen die met elkaar kunnen ‘praten’- tekort schiet, dan kunnen organisaties bij wijze van spreken beter innoveren als ze inspanningen doen in de VS of China, want ja, daar zijn minder regels.”
“Bij de transformatie van de zorg naar gepersonaliseerde zorg zijn vier vragen belangrijk”, zegt Marcel. “In welke fase van de ziekte kunnen we interveniëren, dus preventie. Hoe goed kunnen we voorspellen hoe de individuele patiënt reageert op de behandeling? Hoe sterk is het medicijn afgestemd op de individuele patiënt?
In welke mate is de patiënt betrokken bij de diagnose en behandeling?” Digitale innovatie kan een belangrijke rol spelen. Marcel bepleit dat het oplossen van frictie in de dagelijkse praktijk van patiënten cruciaal is om een digitale oplossing van waarde te laten zijn voor de eindgebruiker.
MijnMaximaPlan is een digitale innovatie die een voorbeeldfunctie kan vervullen hoe technologie kan worden ingezet om werkelijk het verschil te maken.
Voor het Prinses Máxima Centrum (kinderoncologie) is het hele behandelproces zorgvuldig in kaart gebracht. Als ouders horen dat een kind kanker heeft, is dat een traumatische ervaring. Die metéén grote invloed heeft op het informatieverwerkingsproces. De informatie die je krijgt, komt slecht binnen. “Ouders en kinderen zitten in een achtbaan van emoties. Omdat we alles zo zorgvuldig in kaart hebben gebracht, deden we ook ontdekkingen wáár de fricties zijn in dit proces”, zegt Marcel. Soms liggen die ín de behandeling – het bleek dat een oefen-MRI héél belangrijk was, soms liggen die buiten het interesseveld van de zorgprofessional. “Mag mijn dochter donderdag naar de zwemles, als ze dinsdag een chemobehandeling krijgt? is een vraag die voor de ouders belangrijk is.” MijnMaximaPlan is opgebouwd om de fricties op te lossen.